Facebook
Twitter

Instrumenten

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De dwarsfluit - in de klassieke muziek meestal kortweg fluit genoemd - wordt, zoals de naam aangeeft, dwars op de lippen geblazen; de luchtstroom uit de mond staat haaks op de boring van het instrument. De kleinere en hoger gestemde uitvoering wordt piccolo genoemd, de grotere uitvoeringen altfluit en basfluit. De moderne dwarsfluit, tegenwoordig meestal van metaal, is door Theobald Böhm ontwikkeld uit de traverso (barokfluit) die meestal van hout was (zie hieronder onder "geschiedenis").

Een dwarsfluit bestaat uit een smalle, rechte buis met drie onderdelen, namelijk het kopstuk met een lipplaat, het middenstuk met kleppen die door de vingers bewogen kunnen worden en het voetje als extraatje om nog lagere noten te kunnen spelen. Hij wordt bij het spelen dwars naar rechts gehouden. De dwarsfluit heeft een toonomvang (ambitus) van meer dan 3 octaven.

Dwarsfluit:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De klarinet is een blaasinstrument behorend tot de enkelrietinstrumenten. In het harmonieorkest en symfonieorkest wordt de klarinet gerekend tot de houtblazers. De naam komt van clarinetto, een verkleinwoord van het Italiaanse clarino, een soort trompet.

De klarinet bestaat uit een cilindrische holle pijp met gaten, waarvan sommige met de vingers worden afgedekt, en andere met een klep. De gaten die met de vingers worden afgedekt, hebben vaak een ring (bril), waarmee kleppen worden bediend die gaten die buiten het bereik van de vingers liggen, afdekken. Het uiteinde loopt uit in een trechter die klankbeker wordt genoemd. Hiermee wordt bereikt dat de akoestische impedantie van de buis beter aangepast is aan die van de lucht, en de klarinet meer geluid produceert, vooral bij de lage noten. Klarinetten worden meestal gemaakt van hout (vooral grenadillehout), maar ook andere materialen als metaal en tegenwoordig kunststof worden wel gebruikt.

De eigenlijke geluidsproductie vindt plaats in het mondstuk. De klarinettist zet zijn boventanden op het mondstuk en zijn onderlip tegen het riet dat tegen het mondstuk aan gebonden of geklemd is. Door lucht tussen het mondstuk en het riet door te blazen gaat het riet trillen. De lipspanning (embouchure) bepaalt hoeveel vrijheid het riet krijgt om te trillen. Dit heeft invloed op de toonhoogte en de klankkleur. De trilling van het riet zet de lucht in de klarinet in beweging, waardoor ergeluid (en hopelijk muziek) gemaakt wordt. De akoestische impedantie van de buis na het riet is verantwoordelijk voor de mogelijk te produceren toonhoogten. Een aan één zijde gesloten cilindrische buis levert een boventonenreeks met uitsluitend oneven harmonischen. Hierdoor blaast een klarinet over in de duodecime in plaats van het octaaf zoals de meeste andere blaasinstrumenten.

Klarinet:

Bas-Klarinet:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De hobo en de althobo (Engelse hoorn) worden tot de houtblazers gerekend. Vroeger werd de basis van de hobo van hout gemaakt, maar tegenwoordig wordt ook kunststof gebruikt.

De hobo wordt met een dubbelriet aangeblazen. Het dubbelriet wordt gevormd door twee licht gebogen rietbladen, die met garen rond een metalen stiftje worden bijeengebonden. Het wordt direct tussen de lippen genomen en door het aanblazen komen beide rietbladen in trilling. Zo ontstaat er een geluidsgolf. Hoewel de hobo net als de fagot gebruikmaakt van een dubbelriet, is het instrument historisch gezien geen familielid van de fagot, wel van de schalmei en van de pommer.

De hobo bestaat uit een conisch geboorde buis met een licht trechtervormig uiteinde. Langs de buis bevinden zich diverse gaten en verzilverde kleppen. De eerste hobo's hadden deze kleppen nog niet; pas in de 19e eeuw kreeg de hobo het uiterlijk dat hij nu heeft. Iemand die een hobo bespeelt, wordt een hoboïst genoemd. Het riet wordt doorgaans door de hoboïst zelf vervaardigd, en naar persoonlijke smaak gesneden, opgebonden, aangepast en gevormd.

De manier van aanblazen is van invloed op de klank en de geluidssterkte. Voor het voortbrengen van een kwalitatief goede toon is een ver ontwikkelde embouchurevereist.

De klank van de hobo is nasaal en draagt zeer ver. Vanwege zijn relatief stabiele en indringende toon wordt de hobo gebruikt om de toon te blazen (meestal een a, soms een bes of een andere noot) waarop de andere instrumenten in een symfonieorkest of harmonieorkest hun stemming aanpassen (afstemmen).

Hobo:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

Een saxofoon is een blaasinstrument met een conische meestal S-vormige[1] buis die voorzien is van kleppen. De saxofoon wordt niet tot de koperblazersgerekend, maar zoals alle riet-blaasinstrumenten tot de houtblazers[2]. Saxofoons hebben een conische boring — ze worden van het mondstuk naar het bekeruiteinde toe breder.

De saxofoon werd in 1840 ontwikkeld door de Belgische bouwer van muziekinstrumenten Adolphe Sax (1814-1894), naar wie het instrument ook is vernoemd, en die er op 28 juni 1846 in Frankrijk een patent op verwierf. Berlioz schrijft dat Sax een ophicleïde nam en daar een klarinetmondstuk op zette, en zo op het idee van de saxofoon kwam [3].

Adolphe Sax heeft verbeteringen aan de meeste koperinstrumenten gemaakt, ook aan verschillende houtblaasinstrumenten: de basklarinet zoals we die vandaag de dag kennen is een ontwerp van Adolphe Sax bijvoorbeeld. Sax wilde een instrument maken dat de souplesse van de strijkers had maar ook de dynamische mogelijkheden van het koper (luid) en de klankmogelijkheden van het hout. Hij beoogde een instrument dat alle goede eigenschappen van de klassieke orkestinstrumenten in zich zou verenigen. De eerste saxofoon was een bassaxofoon, de rest van de familie volgde later. Omdat een bas makkelijker te bouwen is vanwege de verhoudingen en controle van de buis/stemming e.d. maakte hij die eerst. In de loop van de jaren die er op volgden, bouwde hij de rest van de familie (composities met saxofoons erin volgden al snel).

Een bekende misvatting over de uitvinding van de saxofoon is dat Sax een praktische oplossing wilde vinden voor de baspartij in militaire orkesten. Dit klopt echter niet. Sax was een kunstenaar met een duidelijk klankbeeld in zijn hoofd, toepassingen volgden later.

Sopraan-Saxofoon:

Alt-Saxofoon:

Tenor-Saxofoon:

Bariton-Saxofoon:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

Tegenwoordig kennen we de hoorn als blaasinstrument in ensembles, orkesten of als solistisch muziekinstrument. Vroeger werd er van de hoorn bij de jachtgebruikgemaakt. Hoorns werden ook gebruikt om signalen door te geven, zoals de posthoorn, signaalhoorn en bugel. De hoorn wordt gerekend tot dekoperblazers.

Een hoorn is een koperen buis die begint met een mondstuk van ca. 17 mm. doorsnede, daarna breder wordt tot circa 12 cm. Na een cilindervormig gedeelte mondt de buis uit in een beker met een doorsnede van circa 30 cm. De beker is beduidend groter en anders van vorm dan die van de trompet. De totale lengte van de hoorn is afhankelijk van de grondstemming van het instrument: een Bes-hoorn is ongeveer 2,75 m, een F-hoorn 3,78 m en een C-hoorn 4,72 m. Tegenwoordig is een combinatie van twee hoorns in één instrument gebruikelijk, namelijk de dubbelhoorn (F - Bes). Dit is het standaard instrument in professionele symfonieorkesten. De dubbelhoorn wordt gebruikt voor het vergroten van het bereik en het krijgen van een andere klankkleur of timbre: de Bes-hoorn heeft een scherpere klank waardoor het meer geschikt is voor signalen; de F-hoorn is zachter van klank waardoor hij meer geschikt is voor het samenspel met houtblazers en strijkers. De hoorn heeft standaard drie draaiventielen. Er kan ook nog een stopventiel op zitten, wat het totaal tot vier maakt. Bij een dubbelhoorn kan men schakelen tussen de twee hoorns door middel van een soort trigger.

Hoorn:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De trompet is een blaasinstrument van de familie der koperblazers, waarbij het geluid ontstaat doordat de lippen die tegen het mondstuk geplaatst worden, met de adem in trilling worden gebracht.

De trompet klinkt vrij hoog en heeft een heldere doordringende toon. De afstand van het mondstuk tot aan de beker is ca. 50 cm. De lengte van de buis varieert echter per stemming en is bij een trompet in C 116 cm, bij een trompet in B♭ 131 cm, bij een trompet in D 104 cm, bij een trompet in F 177 cm en bij een trompet in E♭ 202 cm. De buis kan in een aantal combinaties worden verlengd door middel van een drietal ventielen, of - in het geval van de schuiftrompet - van een schuif. Hij eindigt in een trechtervormige beker, net zoals bij de meeste koperen blaasinstrumenten. De trompet heeft van oudsher een cilindrische buis die een scherpe klank ontwikkelt, en wordt daarom tot het scherpe koper gerekend. Door de eeuwen heen zijn de mondpijp (het eerste gedeelte na het mondstuk) en de beker echter steeds meer conisch geworden om het instrument makkelijker bespeelbaar te maken. Adolphe Sax heeft een hele reeks instrumenten gebouwd, de saxhoorns, die de ontwikkeling van de moderne trompet sterk hebben beïnvloed.

Trompet:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De trombone (in de volksmond ook wel foutief schuiftrompet genoemd) is een blaasinstrument en wordt tot het scherpe koper gerekend. De naam stamt uit het Frans en betekent "grote trombe". Ze is familie van de Trompet ("kleine Trombe"). Een trombone bestaat uit drie onderdelen; Een kegelvormig of V-vormig mondstuk. Dit steekt in een lange cilindrische metalen u-vormige uitschuifbare buis (de coulisse). Hierna volgt de bekersectie, die wel conisch uitloopt. Door het uitschuiven kan de bespeler de effectieve buislengte verkorten of verlengen, waarmee ook de toonhoogte verandert.

Het geluid ontstaat ter plaatse van het mondstuk. Hier wordt de lucht door liptrillingen in beweging gebracht en ontstaat een staande golf in de buis. Omdat in een gegeven buislengte meerdere gehele staande golven passen, is het mogelijk bij gelijkblijvende buislengte meerdere tonen te produceren (overblazen), de zogeheten boventonen: 1 golf met lengte X (de grondtoon), 2 golven met lengte 1/2 X (eerste boventoon), 3 golven met lengte 1/3 X (tweede boventoon) enz.

In de verst uitgeschoven positie is de buislengte bijna anderhalf keer zo lang als in de meest ingeschoven stand. De geproduceerde grondtoon is daarmee een verminderde kwint lager. Eénmaal overblazen - door verhogen van de lipspanning, embouchure genoemd - veroorzaakt een toon die een octaaf hoger is en dus de halve golflengte heeft. Nogmaals overblazen geeft 1/3 van de golflengte en een duodecime (octaaf plus kwint) hoger.

Vanuit de verst uitgeschoven stand met de schuif is de toon een verminderde kwint verlaagd, met overblazen kan een octaaf van deze toon verkregen worden; er ontbreekt echter de reine kwart in het onderste octaaf. Met een z.g. kwartventiel kan dat 'gat' worden gedicht. Een kwartventiel schakelt een extra verlenging in waardoor de effectieve buislengte uiteindelijk bijna verdubbeld kan worden (de schuif meegerekend) en het interval een grote septiem omvat.

Door de schuif in te trekken ontstaat een staande golf met een kortere golflengte en wordt de toon hoger. Van alle mogelijke schuifposities worden er doorgaans 7 gebruikt die overeenkomen met 7 opeenvolgende halve tonen. Alle tussenliggende posities worden vooral gebruikt voor glissandi.

Trombone:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De tenorsaxhoorn of gewoonlijk bariton genoemd is een saxhoorn. Hij staat gestemd in bes en heeft een iets scherpere en hogere klank dan het eufonium, die toch nog zacht is. Meestal heeft een bariton drie ventielen, hoewel er exemplaren zijn waar een vierde ventiel is bijgezet.

In een conventionele brassband zitten twee baritons, een eerste bariton en een tweede bariton. De eerste bariton speelt af en toe solistische melodieën of tegenmelodieën en moet over het algemeen hogere noten spelen. De tweede bariton is eerder begeleidend en speelt vaak de lagere noten van de baritonpartij. Bij sommige muziekstukken kan dit natuurlijk precies tegenovergesteld zijn, of de 1e bariton speelt de melodie en de 2e bariton speelt een tegenmelodie.

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De tuba is de naam voor een aantal koperen blaasinstrumenten in het bas-register. Instrumenten die onder de tubafamilie worden geschaard zijn het eufonium(soms tenortuba genoemd) en de (bas)tuba's (gestemd in F, Es, C of Bes). Tuba is een benaming die in vele talen wordt gebruikt en ongespecificeerd verstaat men onder 'tuba' meestal een bastuba. In amateur blaasorkesten in Nederland en Vlaanderen heeft men echter dikwijls de gewoonte om onder de term 'tuba' een eufonium te verstaan, wat voor enige verwarring kan zorgen.

Het instrument werd in de jaren dertig van de negentiende eeuw door Wilhelm Wieprecht en J.G. Moritz ontwikkeld om zowel in militaire blaasorkesten als symfonieorkesten de leegte in het bas-register op te vullen. De ontwikkeling van het instrument hing noodzakelijk af van de ontwikkeling van het ventiel, vroeger in de negentiende eeuw. Het instrument werd in Duitsland ontwikkeld en werd daar al gauw na de uitvinding populair.

De rechtstreekse voorloper van de tuba is de ophicleide, een koperblaasinstrument in de vorm van een fagot. Dit instrument had een vrij brutale klankkleur en was nogal beperkt in het lage register. De tessituur komt ongeveer overeen met die van het eufonium. Hector Berlioz was erg enthousiast over de tuba, en gaf toestemming de ophicleide in de Symphonie Fantastique te vervangen door de tuba. In Frankrijk heeft de ophicleide echter nog lange tijd (tot ca. 1880) dienst gedaan, ook nadat de tuba in Duitsland in gebruik raakte. In Duitsland was Richard Wagner een componist die de opmars van de tuba heeft ondersteund.

Adolphe Sax heeft in zijn werk geprobeerd om de tubafamilie over het gehele register uit te bouwen. De uitbouw van de tuba-achtige instrumenten resulteerde in de reeks saxhoorns van piccolo tot sub-contrabas. De klassieke saxhoorns (bugel, althoorn, bariton) hebben een iets engere boring dan het eufonium en de bastubas en daarom wordt soms de saxhoorn- en tubafamilie uit elkaar getrokken. In het concept van Adolphe Sax vormde dit echter wel één geheel.

Tuba:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

Een pauk is een keteltrom met een gedefinieerde toonhoogte.

Op een koperen of kunststof ketel (doorsnede 50 tot 80 cm) is een vel gespannen. Vroeger gebruikte men kalfshuid, maar tegenwoordig steeds vaker synthetisch vervaardigde vellen. Door met een mallet op het vel te slaan klinkt een bepaalde toon. De toonhoogte is afhankelijk van de spanning van het vel en de plaats waarop het vel geraakt wordt. De grootte van de eronder liggende resonantieruimte bepaalt in welk toonbereik de pauk gebruikt kan worden.

Bij de machinepauk wordt de velspanning geregeld met een hendel. De meeste moderne orkestpauken zijn uitgerust met een pedaal dat de spanning in het vel regelt. Met een mechaniek van trekstangen wordt de positie van het pedaal omgezet in de gewenste velspanning. Voor het gemak van de paukenist (of paukslager) wordt een toonwijzer toegevoegd om een visuele indicatie te geven van de velspanning. De toonwijzer geeft daarbij grofweg aan op welke toon de pauk ingesteld staat.

De klankkleur is sterk afhankelijk van het gebruikte materiaal van de kop van de stok (kurk, leer, vilt) en van de plaats waar het vel geraakt wordt, en - in veel mindere mate - de constructie van de pauk. Sommige orkesten, speciaal het Koninklijk Concertgebouworkest en de Wiener Philharmoniker, gebruiken pauken die aan de onderkant open zijn.

Er bestaan ontzaglijk veel trommels, vooral als men de zeer uiteenlopende trommels en gongs van primitieve volkeren meerekent. In het symfonieorkest worden maar weinig trommels gebruikt. De meest gebruikte hiervan is de pauk die door de paukenist wordt bespeeld.

De pauk is mogelijk voor een breder publiek bekend geworden door Franz Joseph Haydns compositie: symfonie nr. 94 ook wel genoemd "De symfonie met de paukenslag". Het verhaal gaat dat hij dit speciaal gecomponeerd had om zijn gehoor wakker te schudden als het tijdens een uitvoering dreigde in te dutten.

Pauken:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

Een drumstel (ook: drums) is een verzameling slagwerkinstrumenten die door een enkele persoon, een drummer, bespeeld wordt.

De basisopstelling van een drumstel bestaat uit een aantal trommels en een aantal bekkens: bass drum (in drummersjargon "kick" genoemd[bron?]), snare, drumhigh-tom, mid-tom en low-tom, floor-tom, hi-hatbekkens (ook bekend onder de Engelse naam "cymbals")

Daarnaast kan gebruikgemaakt worden van andere slaginstrumenten zoals koebellen, woodblocks, triangels, buisklokken of tamboerijnen.

Het hart van een drumstel bestaat uit de bass drum, de snaredrum en de hi-hat. De bassdrum wordt met een pedaal bediend en geeft de lage klanken. Onder het ondervel van de snaredrum is een matje met metalen snaren gespannen. Hierdoor maakt de snaredrum (kortweg 'snare') een fel en scherp geluid. De hihat is een door de voet beweegbare bekkenset waar de drummer met zijn stokken een ritme op slaat. De hihat kan via de voet worden geopend (de bekkens komen dan los van elkaar). Als er op de hihat wordt geslagen op het moment dat deze wordt geopend, en als daarna de hihat wordt gesloten, ontstaat er het karakteristieke 'sis-geluid' van de hihat.

Drumstel:

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

Een grote trom of Turkse trom (italiaans: Gran Cassa) is slagwerk uit de groep der membranofonen. Het instrument bestaat uit een holle cilinder van ca. 70 tot 100 centimeter doorsnede en in de regel zo'n 40 tot 50 centimeter diepte dat aan een of beide zijden is bespannen met slagvellen. Behalve in fanfares enharmonieorkesten wordt vaak slechts één slagvel benut.

De grote trom wordt verticaal of een beetje schuin opgehangen in een statief. De grote trom wordt typisch met een korte zachte stok bespeeld, waarvan de kop met vilt of leer is overtrokken. Het ritme is vaak niet snel. Voor een roffel wordt een stok gebruikt, die aan beide koppen met vilt of leer is overtrokken, of twee stokken.

10 May 2013 | Jelle van Baardewijk

De xylofoon is een muziekinstrument behorend tot het gestemde slagwerk dat bestaat uit een reeks houten staven die zijn opgehangen aan een op een frame gespannen touw. Onder iedere toets kan een resonator hangen om de grondtoon te versterken. Omdat de toonhoogte (onder andere) afhangt van de lengte van de toets zijn de laagste toetsen veel langer dan de hoogste (hetzelfde geldt voor de resonatoren). De concertxylofoon bestaat uit twee rijen staven: de achterste rij correspondeert daarbij met de zwarte toetsen van de piano en de voorste met de witte. Het instrument is daarmee chromatisch. Het instrument wordt bespeeld met stokken met een harde kop van rubber, hout of kunststof.

Xylofoon: